Interview met Joost Bergisch, lid van Histechnica sinds 1988
“Ik ben gek op water, maar liever erlangs en erover dan erin”, vertelt Joost Bergisch in zijn geliefde Woudagemaal in Lemmer. “Rivieren, kanalen, sluizen, gemalen alles wat erbij hoort om droge voeten te houden en om het water ten nutte te maken, te besturen. Watermanagement heet dat tegenwoordig, dat is heel sterk in de mode gekomen, maar mijn belangstelling is veel ouder.”
Joost groeide op in Amsterdam (en is daar altijd gebleven) en had uitzicht op het ontstaan van de Westelijke tuinsteden. Dat betekende opgespoten land, stoomheimachines, aanleg riolering en wegen. “Ik bracht veel tijd door aan de waterkant, voer mee met zandschippers en maakte kennis met allerlei motoren. Vooral de oude, langzaamlopende motoren vond ik leuk!
Mijn vader had veel belangstelling voor de techniek en ik ook. Toch ben ik niet de techniek in gegaan, dat was misschien wel een beetje zielig. In de 1e klas van de middelbare school bleek het tussen mij en de wiskunde niet te lukken en toen kreeg ik ook nog een brilletje. Dus kon ik ook al geen stuurman worden, dat mocht toen nog niet met een bril. Als je eenmaal stuurman was en een bril ging dragen, dan was het goed. Maar had je er een bij aanvang, dan werd je niet toegelaten.”
Tijdens zijn studie Aardrijkskunde en Geschiedenis bij de Vrije Universiteit Amsterdam ontstond de belangstelling voor Industrieel erfgoed. Vooral voor de natte waterstaat zoals kanalen, rivieren, sluizen en gemalen. Dat bracht diepgang, maar hij is ook gek op stoomtreinen. “Tijdens een van de Histechnica studiereizen zou ik eens verzucht hebben dat de combinatie van schepen en machines voor mij vele malen mooier is dan die 72 maagden in het paradijs.
Na mijn studie diende ik bij de Genie in Seedorf als administrateur. Ik heb daar veel geleerd. Onder andere de zekerheid dat techneuten uit je hand eten als je begrip hebt voor hun bezigheden. Dat werkt nog steeds.”
Zijn de leden van Histechnica techneuten?
“Over het algemeen wel, maar van allerlei aard. Gedurende de studiereizen vallen de verschillen in specialisme wel op.
De voordrachten volg ik op de voet en vanaf 2000 ben ik zeer regelmatig mee geweest met de grote en kleine studiereizen. Dat is nog altijd heel leuk en leerzaam. Er zijn wel dingen veranderd, want die eerste studiereis was toch “pre worldwide web”. Dat betekende dat je je eigen bagage bij je had in de bus. Soms ontstonden er stevige discussies en dat vond ik heel grappig. Dat heb ik langzamerhand toch wat minder zien worden. Vandaag de dag pak je je smartphone en googelt hoe het ook alweer zit. Dat vind ik wel jammer. Ik probeer zelf altijd wel in de bus de microfoon ter hand te nemen om eens eventjes hier en daar op te wijzen. Ik heb over het algemeen wel het idee dat dat op prijs gesteld wordt. Steeds meer mensen zijn dit gaan doen, ik denk dat ik dit wel een beetje gepusht heb.
In 1987 stond in de krant dat het Ir. D.F. Woudagemaal, Unesco World Heritage in Lemmer draaide vanwege wateroverlast in Friesland. Auto gepakt en erheen gereden. In het gemaal raakte ik aan de praat met, wat later bleek, Jan Verbruggen. Hij was degene die onder andere het Cruquiusgemaal weer in beweging had weten te krijgen. Kort voor zijn overlijden promoveerde hij op de correspondentie tussen James Watt en Huichenbosch-van Liender over de stoommachine in Hellevoetsluis. Hij vertelde me over de komende studiereis van Histechnica naar Shropshire en Wales en gaf me het telefoonnummer van George Nieuwmeijer, de organisator van de eerste studiereizen. Natuurlijk werd ik direct lid en ging ik mee op studiereis. Door toeval ben ik in 1988 lid geworden van Histechnica.”
Van zijn school, Joost was leraar Aardrijkskunde/Geschiedenis bij het VO, kreeg hij alle medewerking om mee te gaan met de studiereizen. “Wat goed is voor jou, is goed voor ons”. Hoogtepunten waren Ironbridge, wat sluizencomplexen en aquaducten onder andere Shropshire. Het reisgezelschap was aangenaam, ik kon er goed in functioneren.”
Hoe zag je carrière
eruit als leraar?
“Ik begon in 1969 en ik ben in 2005 met pensioen gegaan. 36 Jaar onderwijs
en 2 jaar militaire dienst die meetellen als pensioenjaren, dus ik heb bijna 40
jaar vol gekregen. Ik heb maar twee keer in mijn leven gesolliciteerd en die banen
gekregen. Ik ben er niet zo voor dat mensen elke drie jaar iets anders moeten
gaan doen. Er gaat dan ongelofelijk veel vakkennis verloren.”
Was de pensionering een grote overgang voor je?
“Dat viel wel mee. Ik heb mijn hele leven in deeltijd kunnen werken. Mijn vrouw en ik hebben samen de kost verdiend en samen onze tent gedreven en dat is ons altijd heel goed bevallen. Dat laatste jaar, na het overlijden van mijn vrouw in 2004, heb ik het met één klasje uitgezongen. Toen ben ik met pensioen gegaan en ik heb me geen moment verveeld. Vrij snel daarna ben ik rondleider geworden op het Woudagemaal. De eerste reactie daar was: helemaal uit Amsterdam! Maar ik ben er zo hoor. Dit bevalt me erg goed. Ik heb aardige collega’s, ik kan het ook goed vinden met het personeel van het Wetterskip zoals het officieel heet in het Fries. Als ik wat weten wil, dan kan ik direct meelopen en wordt het me uitgelegd. Als je belangstelling hebt, dan ontmoet je elkaar, zo werkt dat. Een van de leuke dingen van rondleiden is, dat ik binnen redelijke grenzen de bezoekers de gelegenheid geef om hun verhaal te vertellen. Omdat ze bijvoorbeeld iets technisch weten, of iets technisch meegemaakt hebben. Dat vind ik best interessant om te horen. Je komt mensen tegen die hier met de kolenschop in de handen hebben gestaan. Of mensen die gevaren hebben met stoom met bijna voorhistorische dieselmotoren.
Ik ben ook gids geweest op de Red Crosser, de Rode Kruistram in Amsterdam. Iemand zei, jij kan zo leuk vertellen, je moest er maar eens bij gaan. Dat klikte dus ook. Helaas is de “Red Crossertram” ter ziele.”
Kon je altijd al zo leuk vertellen? Ben je daardoor leraar geworden?
“Ik heb me daarin wel ontwikkeld. Mijn eigen kinderen zaten wel bij mij op school, maar nooit bij mij in de klas. Een vriendje van mijn zoon zei tegen hem: “ Het is heel leuk met je vader, want hij vertelt altijd wat niet in het boek staat.” Een boek kunnen ze zelf lezen en dan vertel ik er iets bij of wat er tegenaan hangt.
Wat heel grappig was, ik ben in 2006 meen ik, met een groep in een bus door IJsland gereden. Uit gewoonte heb ik toen ook de microfoon maar eens gepakt. De reisleidster was een schat, die zorgde voor eten en drinken en nachtlogies en zo, maar die kwam niet verder dan voordragen uit het gidsje. Als Aardrijkskundeleraar weet je daar net wat meer van. Ik zei dat ik altijd met groepsreizen meega waar expertise gedeeld wordt, dus ik wil jullie wel wat vertellen over landschap en geologie. Zo gezegd, zo gedaan. Iemand zei: “Oh, als ik zo Aardrijkskundeles had gehad dan …”
Maar inderdaad, iemand iets uitleggen, het valt niet mee om het niet te doen.”
Hoe vaak reis je van Amsterdam naar het Woudagemaal?
“Een keer in de drie weken rijd ik naar het Woudagemaal. Ik geef per dag drie tot vier rondleidingen, de eerste start om 10.00 uur. We zijn meestal met drie rondleiders en een vrijwillig(st)er voor de kassa. De grootte van de groepen varieert. Sommige busreizen worden aangemeld en als die op tijd zijn, dan wordt er vaak iemand extra opgetrommeld. Er is een aantal rondleiders dat in Lemmer woont, dus die zijn vrij snel hier natuurlijk. Een volle bus doe je met zijn tweeën. Het komt ook weleens voor dat er om 15.00 uur iemand voor een rondleiding komt en daarna niemand meer. Nou dan leid je die in zijn eentje rond, een privé rondleiding. Er komen ook veel mensen uit het buitenland. We hebben tegenwoordig pads met rondleidingen in heel veel talen, Japans, Chinees, noem maar op. Ik zelf kan een goed verhaal in het Engels en Duits houden. Frans is me te moeilijk, dat lukt me niet. Ik loop zo af en toe met een groep Amerikaanse ingenieurs. Dat is prima. Dan vraag ik of ze metrisch zijn of dat het in inches moet.”
Heb jij iets
opgestoken van Histechnica?
“Jazeker! Een verbreding van mijn kennis. Zoals onderwerpen bij de
voordrachten waar ik nog nooit over had nagedacht. Natuurlijk ook van de studiereizen,
juist omdat het gespecialiseerde reizen zijn. Die brengen mij op punten waar ik
anders niet kan komen zoals tijdens de Schotlandreis in 2018 bovenop de Firt of
Forth spoorbrug. Dat vond ik echt een belevenis. Dat zijn hele aparte dingen.
Dat gold ook voor Tsjechië, Noord-Frankrijk/Wallonië en voor het Ruhrgebied. Dat
laatste gebied is heerlijk om met een bus door te rijden, dan kijk je net over
de geluidswallen heen. Zeer indrukwekkend was de bruinkoolwinning in Saksen. Zo
veel viezigheid.”
Heb jij een tip voor
Histechnica?
“Nee, ik ben heel tevreden. Ik ben zeer belangstellend en een trouwe
bezoeker”, vertelt Joost lachend.
“Op de laatste ledenvergadering heb ik mijn vinger opgestoken om voor de
voordrachten toegang te heffen voor niet-leden, maar eigenlijk ben ik daar heel
dubbel in. Niemand schiet er wat mee op met dat geld. Er komen steeds meer
mensen op de voordrachten af, soms meer dan 100, maar misschien moet je daar
blij mee zijn met die technische belangstelling.”
ik hier voor een overzicht van de studiereizen.
Interview en foto’s: Wil de Wit
April 2019