De kop van een hamer

Han Heijmans is niet voor één gat te vangen. Ons gesprek begint vol enthousiasme over klassieke muziek, speelfilms en bestuursfuncties. De plek waar we afspreken, de openbare bibliotheek in zijn woonplaats Delft, is te rumoerig en we wijken uit naar een eetcafé ernaast. Zijn belangstelling voor de theoretische kant van de natuurkunde heeft hij in de loop der tijd omgebogen naar een meer praktische toepassing van de wetenschap en dat komt onder andere door Histechnica.

Wanneer ben je lid geworden van Histechnica?

“Ik heb geen idee. Ik rolde het lidmaatschap in door mijn beroep. In 1996 werd ik directeur van het Techniek Museum in Delft en toen was ik nog geen lid. Histechnica was de vriendenvereniging van het museum, dus het  was een onderdeel van mijn werk. Ik woonde toen nog geen voordrachten bij, want na zo’n vijf dagen in de week werken in het museum, ga je niet zo gauw naar een lezing op een zaterdagochtend in hetzelfde museum.

Pas nadat ik niet meer verbonden was aan het Techniek Museum ging ik de voordrachten van Histechnica bijwonen en later ging ik ook mee met de studiereizen. Maar als antwoord op je vraag, ik denk dat ik toch al 25 jaar lang lid ben van Histechnica.”

Wat is je achtergrond?

“Ik heb in Utrecht Natuurkunde gestudeerd en ben gepromoveerd in de  Geschiedenis der Natuurwetenschappen. Wat ik interessant vind aan natuurkunde is het vertolken, het snappen. Ik ben iemand die de diepte ingaat, ik wil iets begrijpen. Ik begon met Theoretische natuurkunde en dat is zeer mathematisch. De verklaringen moesten gezocht worden in wiskundige structuren en dat snapte ik niet. Ik was geen ster in wiskunde, maar als iets wiskundig klopt, wil dat niet zeggen dat ik begrijp waarom het in de praktijk ook klopt. Als je vraagt, wat is ‘licht’ dan volgt er een differentiaal vergelijking. Dat was voor mij niet bevredigend en ik ben de Grondslagen gaan onderzoeken. De  grondslagen gaan hoofdzakelijk over de kwantummechanica en de relativiteitstheorie. Dus het studeren van de Grondslagen, was iets dat goed bij me paste. De diepte in en net zo lang totdat je denkt dat je het begrijpt. De oplossing is dat je uiteindelijk ook gaat nadenken over, wat begrijpen nou eigenlijk is. Wanneer begrijp je nou eigenlijk iets? Dat heeft raakvlakken met de sociologie, filosofie en psychologie. Toen kwam ik ook met geschiedenis in aanraking”

Zorgen deze raakvlakken er uiteindelijk voor dat je iets goed begrijpt?

“Er blijven toch vragen opborrelen. Wat is nou eigenlijk een elektron en wie heeft het eigenlijk verzonnen en waarom is dat verzonnen? Dan krijg je een filosofische, sociologische, wetenschappelijke opbouw van het wetenschappelijk model zoals we dat hanteren en dan kom je heel veel te weten.”

Zoek je dan naar een verklaring?

“Ja, maar wanneer ben je tevreden met een verklaring? Toen kwam ik in de hoek van de ontstaansgeschiedenis van de natuurkunde terecht en heb ik een proefschrift  over de geschiedenis van het Utrechts Natuurkundig Laboratorium geschreven (klik hier om het te lezen).”

Ben je de resultaten van je studie en promotie in de praktijk gaan gebruiken? 

“Als je afstudeert en promoveert in de Geschiedenis van de natuurkunde, dan ga je niet werken in een laboratorium. Je voorland is werken als leraar op een middelbare school. Dat heb ik ook gedaan en niet vervelend gevonden, maar als een soort tussenjaar. Ik was al afgestudeerd en had mijn promotie al voorbereid. Alleen degene die op die plek zat, was nog niet klaar met zijn promotie. Ik moest een jaar wachten en in dat jaar heb ik les gegeven in Amsterdam Osdorp.”

Wat gaf je voor les?

“Natuurkunde natuurlijk. Op een scholengemeenschap Mavo, Havo, VWO. Ik kon het op zich wel, maar ik wilde dat niet voor de rest van mijn leven blijven doen. Aan de ene kant vond ik het wel leuk, het contact met die jonge mensen, talentvolle mensen vaak, maar in Osdorp kom je ook dingen tegen waarvan ik dacht, nou, wil ik daar wel dagelijks mee geconfronteerd worden? Zo’n promotiebaan is erg leuk, maar biedt geen carrièrekansen. Wel bij het NEMO Science Center in Amsterdam waar ik na de scholengemeenschap ging werken.”

Dat is nogal een overstap. Wat deed je daar?

“Ik ontwikkelde tentoonstellingen op het gebied van wetenschap en techniek op een interactieve manier. We hadden wekelijks iemand op bezoek die vertelde over communicatie in de breedste zin des woords. Dat kon een journalist zijn zoals Charles Groenhuijsen, maar ook een filmmaker, een schrijver, of een collega van een ander Science Center.  Alles was daar mogelijk. Dat was zeer interessant en leerzaam. Communicatie moet altijd van twee kanten komen, luisteren naar praktijkervaringen en kijken naar wat de gebruiker doet. Dat was toen ook iets wat wij volop deden. De Universiteit van Amsterdam schoof ook aan en zo ontstond het Science Center in Amsterdam.

Ik nam deze ervaringen en inzichten mee naar mijn volgende baan en heb geprobeerd om het Techniek Museum Delft in de richting van een Science Centre te ontwikkelen. Ik werd in 1996 directeur van het Techniek Museum tot 2008.

Daarnaast behield ik het collectiebeheer tot 2017. Tegelijkertijd  zat ik in het management van de Universiteitsbibliotheek, maar er moest toch ook iets met de collecties gebeuren.”

Welke collecties bedoel je?

“Van  de TU Delft. Wetenschappelijke instrumenten, documentatie en onderwijsmaterialen. De afdeling Geodesie had veel goede instrumenten verzameld op het gebied van landmeetkunde en waterpassing zoals kijkertjes, metertjes, gradenbogen, rekenmachines.

Het Techniek Museum had naast het beheer van de collectie ook een publieksfunctie. Het museum was best populair, het trok ruim 20.000  bezoekers per jaar aan. De gemeente Delft waardeerde dat en verstrekte structureel subsidie. Helaas moest het Techniek Museum in 2008 het gebouw waarin het was gevestigd, verlaten en werd de collectie onder mijn auspiciën ondergebracht in de kelder van de TU bibliotheek.”

Wat deed je in de TU Bibliotheek?

“Daar had ik verschillende functies. Ik begon als productmanager voor het erfgoed en later kwam ik bij het management. De stafdienst had ik toen onder me, dus alles wat te maken had met financiën, huisvesting en personeel. Later zijn alle managers delen van het lijnmanagement gaan doen. Toen ben ik het onderdeel Research Services gaan doen. Dat houdt alle dingen in die een Universiteitsbibliotheek kan doen voor het ondersteunen van wetenschappelijk onderzoek. Dat zat toen in mijn portefeuille samen met financiën, informatiemanagement en nog een paar zaken.”

Was de pensionering een grote overgang voor je?

“Zo’n managementbaan was wel druk. Ik zag mijn pensionering aankomen en ben wat minder gaan werken om te wennen aan een minder druk leven. Ik stapte uit het management om informatiemanager te worden. Dat vond tegelijk plaats toen corona begon en mijn baas een andere baan kreeg. Dus ik zat van de ene op de andere dag in een andere functie thuis, zonder baas. Dus ja, als je spreekt van een pensioengat begon dat voor mij toen al. Ik was mijn eigen baan aan het vormen. Uiteindelijk lukte dat wel en vond ik het ook leuk, maar informatiemanagement was iets van  ja … gaan we daar nou mee door, of niet? Maak maar een rapport. Dat heb ik uiteindelijk gedaan, maar na mij is er geen opvolger gekomen….”

Als pensionado weet ik nog niet precies waar en wanneer ik wel of niet aan het werk ben. Dat is verwarrend en wennen. Ik heb ook best veel te doen nu! Bridgeclub, Rotary, Filmhuis en andere commissies. Het gekke is dat ik in het treintje zit van dat dit en dat moet, nog even een mailtje sturen of een stukje schrijven, dan ben ik net zo hard aan het werk als vroeger. Op een gegeven moment is het werk gedaan en dan langzaamaan denk ik, oh ja, dat en dat vond ik ook leuk. En dan ga ik dat doen en dan ben ik daar lekker mee bezig en dan heb ik helemaal geen zin meer in die werkdingen. Ik heb een soort barrière nodig om daar weer aan toe te komen en andersom. Het zijn twee verschillende werelden die moeilijk te verbinden zijn. Dat was vroeger ook zo, maar die werelden waren gescheiden. Ik kwam thuis en dan was het klaar en nu loopt het door elkaar.

Een boek lezen, ja uh, zonde van mijn tijd, daar ga ik geen tijd aan besteden overdag. Ik ben ook met techniek en geschiedenis bezig. Ik probeer een biografie te schrijven, maar over wie is een verrassing.”

Heeft het met natuurkunde te maken?

“Nee, met geschiedenis van de techniek. Echt fantastisch om te doen, maar zoals gezegd, meer vertel ik niet!”

Wat is je leeftijd?

“Leeftijd onbekend, maar ik ben 67 (2023).”

Hoe ziet je privé leven eruit als ik vragen mag?

“Ik woon in Delft en ben getrouwd met een hele leuke en lieve vrouw. We hebben een zoon van 23 jaar. Hij studeert Computer Science & Engineering, maar hij wil niet mee naar Histechnica!”

Wat zijn jouw passies?

“Muziek. Ik heb er de laatste tijd te weinig aandacht aan besteed, moet ik eerlijk zeggen. In mijn studententijd was ik actief in een muziekdispuut. Toen hielden we om de beurt, in een groepje van een man of 6 of 7, een voordracht over een bepaald onderwerp. Ik heb, onder andere, over Stravinsky en Minimal Music verteld. Ik vind de muziek uit de 20e eeuw interessanter dan die uit voorgaande eeuwen zoals de Romantiek. Minimal Music lijkt in eerste instantie saai, maar is niet altijd voorspelbaar, dus spannende muziek.”

Welke componisten in de Minimal Music hebben jouw voorkeur?

“Steve Reich, Simeon ten Holt en sommige stukken van Philip Glass. Wat ik ook heel mooi vind, is Satie, bijna minimal music, maar dan in een andere eeuw. Reinbert de Leeuw is hierdoor beroemd geworden omdat hij zijn uitvoeringen zeer traag speelde. Zo traag dat ik echt mijn adem inhoud. Als je het ritme precies vasthoudt, wordt het saai. De spanning bouwt op en dan komt er een seconde later toch weer iets achteraan. Prachtig!

De eerste keer dat ik muziek van Steve Reich hoorde, was in Vredenburg in Utrecht. Dat werd toen samen geprogrammeerd met de 40-ste symfonie van Mozart. Dat is niet de eerste de beste, maar dat van Reich was toch gewoon ontzettend veel spannender. De muziek van Mozart is wel muzikaal, maar herkenbaarder en voorspelbaarder, net zoals van Bach.

Een aantal jaar geleden wilde ik een boek hebben over Christiaan Huygens genaamd ‘Titan kan niet slapen’, geschreven door Cees Andriesse, zijn voorletters zijn C.D. (Cornelis Dirk red.). Ik had op mijn verlanglijstje voor mijn verjaardag staan CD Andriesse. Mijn vrouw ging naar de muziekwinkel en vroeg: “Ik wil een cd van Andriessen en die heet ‘Titan kan niet slapen’. Die konden ze niet vinden.”

Je had het eerder in het gesprek over Filmhuis Lumen in Delft. Welke connectie heb je daarmee?

“Ik begon als penningmeester in 2019, een jaar heb ik als voorzitter gewerkt en daarna als weer penningmeester. De eerste paar jaar was het best zwaar, want ik werkte toen ook nog. Ik heb als penningmeester wel bijgedragen dat de verhuizing naar de wijk Nieuw Delft in het geografische centrum van Delft, financieel mogelijk werd. Niet dat ik het zelf heb betaald hoor!

Er zijn momenteel twee filmzalen en een bar waar ruim honderd vrijwilligers en twee betaalde krachten werken. We draaien zonder subsidie en dat kunnen we doen door de loyaliteit en het enthousiasme van deze medewerkers.”

Zijn films ook jouw passie?

“Niet echt, maar ik vind wel dat de kwaliteit van films belangrijk is zoals cultuurfilms en films om over na te denken. Dat je niet alleen maar voor de lol gaat, maar iets meeneemt naar huis en niet direct weer overgaat tot de orde van de dag.

Het vervelende van een film vind ik, dat je niet zelf je tempo kunt bepalen. Nieuwszenders op internet en Nu.nl zijn ook steeds meer geneigd om een videoverslag of een podcast te publiceren. Daar heb ik een hekel aan. Ik lees liever een artikel dan dat ik zit te wachten tot die persoon eindelijk is uitgepraat, want dat gaat me veel te langzaam.

Films zijn stuk voor stuk dromen, het haalt je uit de realiteit weg. Veel mensen vinden dat prettig en dat snap ik, maar ik  laat me graag meevoeren door moderne klassieke muziek.”

Vind je jezelf een verbinder?

“Ja, ik ben conceptueel een ontzettende verbinder en ik zou het ook moeten zijn met mensen, maar dat is niet mijn sterkste kant. Ik kan heel goed koppelen, verbanden zien, schema’s maken en dan moet je mensen zover zien te krijgen dat ze dat ook gaan zien. Daar houdt het voor mij zo’n beetje op. Dan zou je extra lagen in de organisatie moeten hebben, die dat kunnen en dat is meestal niet zo. Dat is lastig en frustrerend. Ik snap namelijk niet dat anderen niet inzien dat iets zo en zo is. Veel mensen blijven in hun eigen kokertje denken en eigen belangen hanteren. Willen niet samen barrières slechten en samenwerken.”

Vind jij de leden van Histechnica techneuten?

“Zeker wel. Ik ben begonnen als theoretisch natuurkundige in de zeventiger jaren. In die tijd waren we tegen praktische toepassingen. Hippies waren we, tegen Vietnam oorlog en wetenschappelijke ontwikkelingen die ten nadele van de samenleving zouden kunnen worden toegepast. Met andere woorden, heel erg pro theorie en anti praktische toepassingen. In mijn studie heb ik dan ook het absolute minimum aan experimenteel onderzoek gedaan. Mijn focus was de filosofische, theoretische grondslagen en niet de toepassing daarvan. Het verschil is groot, ook in praktische zin. Als je een hoogleraar in de theoretische natuurkunde en een hoogleraar in de elektrotechniek naast elkaar zet, dan zie je dat direct aan de kleding, verzorgdheid en gedrag. De eerste gedraagt zich als een intellectueel, soms ver verheven boven iedereen in zijn/haar kantoor, de hersenen pijnigend, en de tweede is er een van niet lullen, maar poetsen. Dat laatste ben ik steeds meer gaan waarderen en heb ik afstand genomen van het theoretische.”

Dus de leden van Histechnica zijn doeners?

“Ja, mensen die de handen uit de mouwen steken, die met een steeksleutel aan de gang gaan en wel zien wat er mis gaat en dat lossen ze wel op. Ik zat een keer tijdens een Histechnica studiereis in een bus en achter mij werd een verhaal verteld over een hamer. ‘De kop van een hamer moet je zodanig smeden dat de binnenkant van een hamer zacht blijft, want anders gaan de trillingen van de hamer door de steel heen en dat doet zeer aan je handen, maar de buitenkant moet knetterhard zijn, want anders verdwijnt de spijker in de hamer in plaats van in de muur’. Dat vraagt een speciale smeedtechniek. Daar had ik nog nooit over nagedacht! Dat er in een hamer zoveel techniek zit. Dat zijn nou van die verborgen schatten die de samenleving helemaal niet kent.”

Heb je nog meer opgestoken van Histechnica? 

“Dat ik die ingenieurs toen ik net ik Delft kwam, best wel enge mensen vond. Ik was van de theoretische kant en zij van de praktische. En dat terwijl ze eigenlijk heel toegankelijk en redelijk laagdrempelig zijn. Prettige mensen in de omgang, veel prettiger dan sommige hoogleraren aan de algemene universiteiten. Nadat ik gepromoveerd was, mocht ik mijn promotor pas bij de voornaam noemen.”

Heb je een tip voor Histechnica?

Lang nadenken … “Ja, ervoor zorgen dat de reisleider, Ton Boele die de studiereizen fantastisch organiseert, een stagiair krijgt die het stokje op termijn kan overnemen.

Ook zorgen voor nieuwe leden, maar dat weten ze zelf ook wel. Ik weet hoe moeilijk het is om jongeren voor het verenigingsleven te interesseren, die zijn met name online bezig.

Nog een tip is om de identiteit van de Histechnica duidelijker te maken. Want door het Techniek museum en het Science Centre was er een duidelijke link met het doel voor Histechnica en was tevens een thuishonk. Nu dat is veranderd, blijft het academisch erfgoed over waarvan niemand weet wat het is en dat het bestaat.”

Voordracht Adriën Huët en de Waterlocomotief

Klik hier om de voordracht ‘Adriën Huët en de Waterlocomotief’ van Han Heijmans gehouden op 22 april 2023 bij Histechnica te volgen.

Interview (2023) en foto’s: Wil de Wit
geplaatst in april 2024




Updated on april 17, 2024

Related Articles

Academisch Erfgoed
Bezoek de nieuwe website over het academisch erfgoed van de TU Delft.
Ga naar de site